Híér moet ik wonen
Lilian Huizinga
Het is oktober 2006. Ik woon op mijn tjalk, die in de Prinsengracht aan het Amstelveld ligt. De boot moet er weer uit, wat betekent dat hij (of is het eigenlijk ‘zij’?) naar de werf moet. Voor de verzekering én mijn gemoedsrust moet er op de werf gekeken worden hoe het vlak is, de stalen bodem, of ie dik genoeg is voor de komende 5 à 6 jaar en dus of de verzekering de boot wil blijven verzekeren. Hiervoor moet het schip naar een werf, waar hij uit het water gehaald zal worden (mbv de scheepshelling). Ik heb een afspraak gemaakt met de scheepswerf Vooruit (deze werf is helaas dit jaar failliet gegaan) in Zaandam. Ik wacht nu op de sleper, die de boot naar Zaandam zal slepen. Mijn boot was een zeilschip tot het een woonboot werd en heeft dus geen eigen motor. De eerste brug, brug 75 onder de Utrechtsestraat, is de laagste vaste brug die we tegen zullen komen. Daar zal de boot niet zomaar onderdoor kunnen. Om de doorvaarthoogte te verlagen (dus te zorgen voor meer diepgang van de boot) heb ik grote gehuurde watertonnen aan boord gevuld met grachtenwater. En zo heeft dus de hellingbeurt, die de boot te wachten staat, heel wat voeten in aarde: watertonnen huren, plaatsen in het woongedeelte en er grachtenwater in pompen. Alle leidingen (gas, elektriciteit, water, internet) loskoppelen. Als de sleper er is wordt er nog een keer de hoogte van het water gecheckt. Kunnen we onder de brug door? Ja, alles is in orde en we gaan op weg naar de werf in Zaandam. Aan boord bij mij zijn ikzelf, mijn zoons, vrienden en vriendinnen en onze fietsen. Ik zal deze komende tijd bij mijn zoon logeren. En vele keren op en neer naar Zaandam fietsen. De dag na aankomst zal de boot via de helling het water uit gaan. Eerst wordt hij dan schoongespoten en vervolgens wordt de dikte van de bodem gemeten door iemand van de verzekering. Ik moet daar bij zijn. Spannend natuurlijk. Als het vlak ergens te dun is moet er een dikkere plaat tussen gelast worden. Dat houdt in dat ik klaar moet zitten met een brandblusser bij de vloer, die dan opengemaakt is. Ook natuurlijk een heel gedoe. En of het vlak ergens te dun is weet je natuurlijk pas als de boot van onderen te zien en te controleren is. Maar gelukkig, alles is goed. Het vlak is dik genoeg. Nu volgt het teren. Op deze werf zou je dat zelf mogen doen. Maar dat ga ik allemaal niet meer zelf doen. Al met al duurt het hele gebeuren een paar dagen. En dan kunnen we weer terug. Maar nee, de sleper laat weten dat het weer veel te slecht is. Het waait te hard voor de sleep. We moeten wachten tot het weer verbetert. Na twee dagen te harde wind kunnen we weg. En voor mij en de school valt dat gelukkig net op mijn lesvrije dag. Het volgende obstakel blijkt het te hoge water van die dag. Bij brug 75 durft de sleper het niet aan: ‘als er een boot hoge golven maakt op de Amstel klapt het houten dak kapot tegen de brug’. Hij wil niet onder de brug door voordat de boot wat dieper ligt. Er moet meer gewicht op! De volle tonnen zijn nu niet afdoende. Dus: mensen van straat vissen, mensen van terrassen vissen, mensen uit de cafés vissen. En iedereen vindt dit natuurlijk een leuke buitenkans. Als de Utrechtsestraat leeg lijkt durft de schipper het toch nog niet aan. Er moet nog gewicht bij. En, gelukkig, daar komt net Jeroen aan. En Jeroen is groot met knap wat gewicht. En ja hoor, met Jeroen aan boord liggen we nét diep genoeg. De schipper durft het aan. We kunnen doorvaren. Iedereen bukken onder de brug. Gezelligheid ten top, ik ben waarschijnlijk de enige die het toch wel erg spannend vindt. Maar het gaat goed. We komen veilig en ongehavend onder de brug door en zijn weer terug op het Amstelveld. Gejuich!!! Toeristen hebben hun ultieme toeristendag gehad en ik slaak een zucht van verlichting, dat ook dit stukje onderneming goed afgelopen is. Nu alles weer aangekoppeld, de vaten leeggepompt, checken of alles goed zit. Dus nog even aan het werk. Wat ben ik de dag nadat ik terug ben blij dat het voorlopig weer achter de rug is. Over 6 jaar weer dat gedoe? Ik moet er niet aan denken. Geen zin meer in. Ik besluit lekker aan de wal te gaan wonen. Na in totaal 25 jaar wonen op een boot heb ik geen zin meer in deze sores. Maar een paar dagen later valt mijn oog op een advertentie in de Volkskrant. Er staat een woonark te koop. Een woonark? Dat is wél wat anders dan zo’n stoer stalen oud-binnenvaartschip. Eigenlijk ‘hoort’ dat niet, zo’n betonnen bak. Maar het is misschien fijner dan aan de wal wonen. Ik wil wel eens zien hoe dat er dan uitziet. Met mijn zoon ga ik kijken. Op het Westerdok (dat toen geloof ik Westerdokskade heette) ligt de boot aan een spiksplinternieuwe steiger. Samen met enkele andere boten. Verder is daar op en aan die kade niets. De makelaar vertelt dat er woningen gaan komen. Dat vind ik wel een leuk idee. Ik stap de deur van de ark in en ik zie een verschrikkelijk mooi betimmerde ark. Ik zie lage ramen, kijk uit over het water en daar zwemmen twee prachtige zwanen voorbij. Ik word op slag verliefd! Dat is niet gelogen. Híér moet ik wonen. Deze boot moet ik kopen. En zo is het gekomen dat ik in februari 2007 verhuisde van het Amstelveld naar het (nu bruisende) Westerdok.
Related Posts
Volgend verhaal
Wieowie vertelt een interessant verhaal dat met de buurt te maken heeft (zoals bijv. hoeRead More
ik ben op zoek naar lillian huizinga, zij was onze oude mentor op de middenmeer en wij willen graag een reünie organiseren met haar als mentor erbij.
hoop dat iemand mij met haar in contact kan brengen.
je kan mij contacteren op deborahnoten@live.com
Beste Deborah,
Ik stuur je bericht door naar Lilian.
Succes en groet,
Agaath Schoon